Bronnen en Krachtplaatsen in NL & Be
De Mariakerk te Ruinen
Je vind de Mariakerk aan de Brink 11 in Ruinen
(Zie OpenStreetMap.org).
De geschiedenis van het plaatsje Ruinen en de Mariakerk gaan zeker terug tot in de elfde eeuw.
In die tijd vestigde zich hier een Benedictijner Abdij; het eerste en dus het oudste klooster van Drenthe.
De kloosterkerk was gebouwd van tufsteen,
een vulkanisch gesteente waarmee men rond de elfde eeuw o.a. veel kerken heeft gebouwd.
De oudste vermelding van dit klooster is een akte uit 1141, het klooster was er toen echter al en is dus
eerder gesticht. Mede vanwege deze oude geschiedenis is de kerk een
Rijksmonument.
Het klooster begon als een mannenklooster doch in 1214 spreekt men van een dubbelklooster met monniken en nonnen.
Het werd na verloop van eeuwen echter te druk (en onveilig) in Ruinen voor de Benedictijner monniken en nonnen, zodat ze in 1325
verhuisden naar een klooster op het landgoed Dickinge bij De Wijk.
De kapel van de abdij werd vanaf die tijd als parochiekerk gebruikt.
Landheer Jan van Ruinen en zijn vrouw
Swedera van Ruinen, lieten toen een kapel tegen de zuidzijde van
het kerkje bouwen; de Catharinakapel. Hierin begroeven ze hun dochtertje dat op 13 jarige leeftijd in 1374 overleden was en toen Jan van Ruinen
kort daarna in 1378 zelf overleed, werd hij ook in de Catharinakapel begraven.
Rond 1423 begon met met de bouw van een kerktoren en werd de oorspronkelijk in een Romaanse stijl gebouwde Mariakerk grondig verbouwd / herbouwd
in Gotische stijl op de funderingen van de oude abdijkerk.
Een zware storm beschadigde in 1661 de torenspits die in 1423 gebouwd was, pas dertig jaar later kreeg de kerk de huidige,
ingekorte torenspits; een lantaarnspits met koepeltje.
Gedurende de Franse bezetting (1794-1814)
werd de Catharinakapel gebruikt voor de opvang van gevangenen, in deze periode raakte de kapel ernstig beschadigt.
In 1836 deed men destrateus onderhoud aan de kerk;
men besloot de zwaar beschadigde Catharinakapel te slopen evenals een deel van het koor en de O.L. Vrouwe kapel,
enkele ramen en deuren werden dichtgemetseld, de vloer werd opgehoogd en er werd een zolder aangebracht.
Een groot deel van de veranderingen uit 1836 werden echter in de jaren 70 van de vorige eeuw weer ongedaan gemaakt.
Onder de pastorie (gebouwd rond 1840)
achter de kerk vinden we nog keldergewelven van het oude klooster uit de 11de eeuw.
(Bronnen:
Kartkarel Blz.331,
Westerman Blz.3-5,
Westerman 2012 Blz.,
Zoet/vd.Leeden/Stok Blz.39-42,
Etymologiebank.nl,
PKN-Ruinen.nl,
Reliwiki.nl
en Wikipedia:
Benedictijnenabdij Ruinen,
Landgoed Dickninge,
Mariakerk,
Ruinen).
De grote steen
Wanneer je bij de toren de kerk binnengaat zie je in het torenportaal rechts een grote platte steen waarbij een engel staat (zie foto).
De steen zou volgens enkele verhalen een heidense offersteen geweest zijn, hoewel er geen bewijzen zijn gevonden omtrent het heidense gebruik van de steen
of dat hier een heidense cultusplaats zou zijn geweest. Ook vanuit helderziende waarnemingen zag men hier geen oude heidense cultusplaats.
De steen zal dus eerder een markegrenssteen geweest kunnen zijn; deze stenen gaven een grens aan en mochten niet verplaatst worden.
Maar waarom ligt deze steen in het kerkportaal?
Vaak legt men een heidense steen in een kerk of verwerkt men deze in de kerk als symbool
van de overwinning van de kerk over de betreffende andere religie. Een lokale mythe verteld dat er een heidense offersteen uit de Mariakerk zou
zijn verwijderd gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).
Deze steen zou in 1937 terecht zijn gekomen bij de kerk van Odoorn, doch een verslag uit 1833 maakt ook al melding van deze steen bij de kerk van Odoorn.
Enkele jongelui uit Ruinen zouden deze offersteen bij de kerk van Odoorn op 1 april 1978 hebben geconfisqueerd en sindsdien zou de offersteen spoorloos verdwenen
zijn danwel in de Mariakerk te Ruinen in het kerkportaal liggen...
Wel, de kans dat het een markegrenssteen zou zijn lijkt mij groter.
(Bronnen:
Zoet/vd.Leeden/Stok Blz.39-40,
Pansophia.nl).
Krachtplaats
Donderdag 18 Augustus 2022 ben ik naar Ruinen geweest en heb ik de Mariakerk bezocht. De kerk was open en in het torenportaal;
de ingang van de kerk, stond een grote engel bij een grote steen die plat op de grond lag (zie foto bovenaan). Ik ben eerst de kerk in gegaan
en ben daarna rond de kerk gewandeld, terwijl ik ook foto's maakte. Op die manier doe ik indrukken op van de omgeving en de
sfeer, de energie van deze mooie lokatie. Vervolgens ben ik met de wichelroede gaan rondlopen. Deze gaf geen reactie bij de grote steen
in het torenportaal. Ik ben tweemaal rond de kerk gelopen waarbij de wichelroede continue naar de achterkant van het kerkje bleef wijzen.
Bij de achterkant gaf de wichelroede het krachtcentrum aan in de grintbak achter de kerk, die aangeeft dat de kerk vroeger groter was
en dat op deze lokatie zich het oude priesterkoor bevondt (zie foto hieronder).
Bastiaan Stok constateerde ook het krachtcentrum achter de Mariakerk, op de lokatie waar de O.L.Vrouwekapel had gestaan.
Dat is de kleine aanbouw aan het verdwenen priesterkoor.
Toen ik hier met de wichelroede rondliep gaf deze het krachtcentrum echter in het oude priesterkoor aan, redelijk in elkaars buurt dus.
(Zie: Zoet, v.d.Leeden, Stok Blz.42).
Hoewel er dus geen aanwijzingen zijn dat hier een oude heidense cultusplaats zou zijn geweest, heb ik het gevoel dat het hier wel degelijk
om een oude heilige plaats gaat. Mede omdat hier een krachtcentrum is en het gegeven dat men in de elfde eeuw vaak een kerk stichte op
oude heidense heilige plaatsen om deze zodoende te kerstenen.