Volksverhalen uit Overijssel
Samengesteld door
Adriaan Buter
Uitgeverij Het Spectrum, 1981
Het Overijsselse volksverhaal leeft nog steeds, ook al zijn de meeste vertellers gestorven.
Nu zo´n anderhalve eeuw geleden legde Joost Jiddes Halbertsma als eerste in deze provincie
verhalen uit de volksmond vast. Rond de eeuwwisseling kwamen veel overleveringen zwart op wit in
Driemaandelijkse Bladen. Ook W.A. Röring ging er in zijn Kerkelijk en wereldlijk Twente
niet aan voorbij en oude jaargangen van de Twentsche Courant getuigen in diezelfde tijd van de ontwakende
belangstelling voor dit stuk volkscultuur.
In 1914 publiceerde de Deventenaar Jozef Cohen zijn Overijsselsche Sagen. Twentse auteurs werden mede
door hem geïnspireerd. Kort na de Eerste Wereldoorlog tekenden A.G. de Bruyn uit Oldenzaal en de
Enschedeërs J.J. van Deinse en Cato Elderink menig verhaal op. Toos Elderink gaf daar in
Oet et laand van aleer een literaire dimensie aan.
Na deze klassieken werd op dit gebied nog slechts incidenteel gepubliceerd, o.a. door B.Plegt in het Jaarboek Twente.
W.F. Schweizer gaf in 1980 met Sagen und Märchen zwischen Ems und IJssel een totaalblik over twee onderling
sterk verwante gebieden, waarbij hij bekende zaken op zijn eigen manier overbracht.
De samensteller van deze bundel, Adriaan Buter, is bekend publicist over streekeigen zaken en mederedacteur van het
door dr. Tjaard W.R. de Haan geleide tijdschrift Neerlands Volksleven.
Hij geeft vroegere auteurs het woord, maar laat ook de volksmond spreken. En hoe rijk blijkt in Overijssel de bron
van het volksverhaal dan nog steeds te vloeien! De Overijsselse volksverhalen, over witte wieven, heksen, voorgezichten,
spoken en reuzen, wondermiddelen en al dan niet verzonnen gebeurtenissen, zijn nog steeds geen afgesloten boek.
(Bovenstaande tekst komt van de achterkant van het boek)