Magische Stenen
Korte verhalen uit de hunebedtijd
Pierre van Eijl
Uitgeverij Obelisk Boeken, 2021
Dit verhaal over hunebedden begon op een middag dat Pierre van Eijl met
mede-cursisten van een opleiding in aura-reading op onderzoek ging bij
een hunebed in Drenthe. Heldervoelend en helderziend nam hij energie
waar die door de dragende stenen van het hunebed omhoog kwam naar
de dekstenen. Pas later realiseerde hij zich dat hij de magische kant van een
hunebed had ontdekt. Weer veel later, toen hij intussen zelf veel ervaring
had opgedaan met het geven van aura-readingen aan mensen, probeerde
hij een aura-reading te doen van een hunebed. Tot zijn verbazing kreeg
hij een blik in het leven uit de steentijd van 5000 jaar geleden. Hij zag hoe
een jonge vrouw in een hunebed ingewijd werd voor een opleiding tot
priesteres en ontdekte zo de spirituele kant van hunebedden waar weinigen
tot dan toe bij hadden stilgestaan. En het bleef niet bij dit verhaal van een
inwijding. Bij volgende bezoeken aan andere hunebedden in Drenthe,
maar ook in Duitsland, Denemarken, Frankrijk en Portugal, ontvouwden
zich door middel van aura-reading, beelden van een
hoog ontwikkelde spiritualiteit uit een tijd die wij
doorgaans als primitief beschouwen.
Pierre van Eijl werkt als onderwijskundig adviseur
en -onderzoeker in het hoger onderwijs. Daarnaast
geeft hij aura-readingen en -healingen. Sinds
enkele jaren doet hij ook aura-readingen van
prehistorische monumenten zoals hunebedden.
Daar gaat dit boek over.
(Bovenstaande tekst komt van de achterkant van het boek)
Recensie
Boek rond aura-readings van de hunebedden. Leest lekker weg maar negeert vaak de archeologische vondsten.
Zo schrijft de auteur meerdere malen dat er geen menselijke resten zijn gevonden in de Nederlandse hunebedden (Zie Blz.24, 26, 28 en 150,
en ook: Hunebednieuwscafe.nl),
wat onjuist is (Zie info bij hunebed G1: lijksilhouetten,
D7: menselijke botfragmenten,
D12: urnen,
D19: menselijke botresten,
D20: menselijke crematieresten,
D27: menselijke botresten,
D30: verbrande menselijke botresten,
D41: urnen en bij
D53: menselijke crematieresten).
Feiten die niet in de theorie passen worden genegeerd en de eigen gegevens uit aura-lezingen van de hunebedden
zijn hier doorslaggevend. Jammer. Het boek komt op mij over als projecties vanuit een moderne spiritualiteit op het verleden.
De hunebedden zouden gebouwd zijn door de stenen met geesteskracht vederlicht te maken en dan te verplaatsen (Blz.64-65).
Dat doet onze voorouders denk ik tekort wat betreft hun technisch vernuft en praktische vaardigheden.
Het boek is dus een soort historische fictie met verhalen niet uit maar over de hunebedtijd.
Aardig om te lezen wanneer je van fantasy boeken houdt.
Martin