In het spoor van Lukis en Dryden
Twee Engelse oudheidkundigen tekenen Drentse hunebedden in 1878
Wijnand van der Sanden
Uitgave van Stichting Matrijs, 2015
Rond 1870 waren de meeste hunebedden in Drenthe in het bezit van de rijks- en provinciale overheid
gekomen. Provincie en lokale autoriteiten begonnen met het opknappen van deze monumentale neolithische
steengraven. Deze 'restauraties' waren uiteraard goed bedoeld, maar pakten slecht uit. Zo werden
de resterende delen van de oorspronkelijke dekheuvels weggegraven, in de veronderstelling dat het om
opgestoven zand uit later tijd ging. Stenen werden rechtgezet en dekstenen herplaatst en dat alles zonder
enige vorm van documentatie.
Vanuit Engeland werd de noodklok geluid. Bij de Society of Antiquaries ontstond de wens om de monumenten
zeer zorgvuldig te laten tekenen en beschrijven, voor het te laat was. William Collings Lukis en
sir Henry Dryden reisden af naar Drenthe en documenteerden in de periode van 1 tot 22 juli 1878 veertig
hunebedden, in plattegrond en aanzicht. Daarnaast tekenden ze aardewerk in het Drents Museum en en
passant de kerken van Anloo en Vries. Op de terugweg documenteerden ze bovendien een aantal vondsten
in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. De kwaliteit en informatiewaarde van de
door Lukis en Dryden vervaardigde tekeningen en bijbehorende beschrijvingen was voor Nederlandse
begrippen van een ongekend hoog niveau. Ze vormen een unieke en prachtige bron van informatie
over de toestand van de Drentse hunebedden aan het einde van de negentiende eeuw.
In het spoor van Lukis en Dryden. Twee Engelse oudheidkundigen tekenen
Drentse hunebedden in 1878 toont voor het eerst alle tekeningen die
de twee onderzoekers maakten. Het boek schetst een zo compleet
mogelijk beeld van de reis die Lukis en Dryden aflegden in het
negentiende-eeuwse Drenthe. Hun werk geeft een bijzondere
inkijk in de toenmalige omgang met archeologisch erfgoed.
(Bovenstaande tekst komt van de achterkant van het boek)